SYSTEEM 'DE KHOTINSKY'
een accu, een draad en een lamp
L.W. Schöffer
In juni 1883 vond er in Londen een ontmoeting plaats tussen
Henry la Grange, agent voor buitenlandse huizen te Rotterdam, en De Khotinsky.
La Grange maakte de heer L.W. Schöffer opmerkzaam op deze uitvinder
van een accumulator en gloeilamp.
Schöffer was invloedrijk koopman te Rotterdam en handelde o.a. in
koffie. Schöffer was direct zo enthousiast dat hij De Khotinsky uitnodigde
om met zijn uitvinding naar Rotterdam te komen om daar een demonstratie
te verzorgen van zijn uitvinding Systeem 'de Khotinsky'. In november 1883
liet de uitvinder een staaltje van zijn kunnen zien door de eetzaal van
zijn gastheer elektrisch te verlichten. Schöffer en zijn gasten waren
daar zeer van onder de indruk en hij stelde de uitvinder voor om met hem
en enkele andere Rotterdammers een fabriek voor accu's en gloeilampen
te bouwen.
Portret van Ludwig Wilhelm.Schöffer (1831-1904)
en zijn echtgenote Julie Haase.
Verlichting in de stad
Het resultaat van deze ontmoetingen was de oprichting van
de N.V. Elektriciteits-Maatschappij, Systeem 'de Khotinsky', gesticht
te Rotterdam, 24 december 1883, waar De Khotinsky directeur werd. Behalve
de stedelijke verlichting had zij het voornemen om zich mede op gloeilampenfabricage
toe te leggen.
Accumulatoren
Op het Noordereiland, Prins Hendrikkade 35 werd de accumulatoren-
en gloeilampenfabriek in augustus 1884 voltooid. Van hieruit vertakte
zich de stroom naar enerzijds een batterij van stationaire accumulatoren
voor eigen fabrieksdoeleinden, anderzijds naar de ligplaats van het vaartuig,
waarmee dagelijks accumulatoren, na te zijn geladen, naar de noordelijke
Maasoever werden overgevaren.
Foto van de lichtfabriek van De Khotinsky aan
de Prins Hendrikkade -
hoek De Ruyterstraat, op het noordereiland
in Rotterdam uit ca. 1897,
nadat hij vertrokken was naar Gelnhausen en H.A.Hofmans zijn intrek nam.
(bron: Philips Concern Archief, Eindhoven)
Om een deel van de binnenstad te kunnen verlichten
monteerde De Khotinsky een paar grote accu's in een bootje, laadde die
op met behulp van de dynamo in de fabriek en voer tegen het vallen van
de avond naar de overkant. In de Wijnhaven aangekomen sloot hij de accu's
aan op een kabel die verbonden was met enkele pakhuizen en verlichtte
daarmee op deze originele wijze het handelskwartier van Rotterdam. Voor
het grootste deel van het transport had De Khotinsky geen vergunning van
het gemeentebestuur nodig. Slechts voor de korte kabels die van fabriek
naar bootje en van bootje naar pakhuizen over de openbare weg liepen,
was gemeentelijke goedkeuring vereist. Ook voor de aanlegplaatsen behoefde
De Khotinsky gemeentelijke toestemming.
Hetzelfde pand in 1911.
(bron: verzameling Gemeentearchief Rotterdam)
Met deze tijdelijke oplossing die opzien baarde,
anticipeerde de Maatschappij weloverwogen op de aanleg van één
of meer centraalstations, waarvoor zij een concessie aanvroeg. (Zie verder
bij hoofdstukje: 'het vertrek uit de stad'.)
Hetzelfde pand in 1978.
(bron: verzameling Gemeentearchief Rotterdam)
De eerste gloeilamp in Nederland
Het verdient een bijzondere vermelding dat te Rotterdam,
in 1884, door de Elektriciteits-Maatschappij, Systeem 'de Khotinsky' voor
het eerst in Nederland een gloeilamp werd vervaardigd. Een historisch
feit.
Het fabriceren van lampen in grote aantallen geschiedde
overigens niet zonder tegenslag en teleurstelling. Ook duurde het lang
alvorens bekwame werkmeesters en 'geschikt arbeiderspersoneel voor dat
nieuwe en teedere werk gevonden en gevormd was'. Er waren bijvoorbeeld
ervaren glasblazers nodig en meisjes die met grote souplesse en fijne
vingers de kwetsbare onderdelen tot een lamp konden completeren. Pas nadat
De Khotinsky tijd vond de fabricage persoonlijk te herzien en uit Duitsland
en Engeland ervaren krachten had aangetrokken, onder wie een Duitse ingenieur,
was medio 1885 de fabriek in staat een verkoopbare gloeilamp af te leveren.
Een lamp van De Khotinsky.
Collectie Museum Rotterdam.
De fabriek ter grootte van 544 vierkante meter, was ingericht
voor een dagproductie van 300 lampen. Maar de markt reageerde zo enthousiast
dat de fabriek de vraag niet aankon. Er waren bestellingen uit Duitsland,
Spanje, België, Frankrijk, Rusland en Engeland. De productie van
300 lampen per dag, terwijl er minstens 1000 te plaatsen waren, noopte
derhalve om tot forse uitbreiding over te gaan. (Zie verder bij hoofdstukje:
'het vertrek van Achilles de Khotinsky uit Rotterdam".)
|